Uitgangspunten begroting 2023-2026 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
---|---|---|---|---|
Loonontwikkeling (PPN 2022) * | 5% | 3% | 3% | 3% |
Renteontwikkeling | ||||
- doorbelasting rente aan de grondexploitatie | 2,50% | 2,50% | 2,50% | 2,50% |
- doorbelasting rente aan riolering en afval | 2,50% | 2,50% | 2,50% | 2,50% |
- doorbelasting rente volgens omslagpercentage | 2,50% | 2,50% | 2,50% | 2,50% |
Ontwikkeling lokale lasten | 3,00% | 3,00% | 3,00% | 3,00% |
OZB trendmatige verhoging | 3,00% | 3,00% | 3,00% | 3,00% |
Uitkering gemeentefonds | mei-22 | mei-22 | mei-22 | mei-22 |
* In de begroting wordt uitgegaan van 3%, zie 4.1.1.2. |
4.1.1.1 Inleiding
Uitgangspunt voor de begroting 2023 en de meerjarenraming 2023-2026 is het bestaand beleid zoals dat door de gemeenteraad is geautoriseerd in de begroting 2022-2025, inclusief de door de raad goedgekeurde wijzigingen hierop tot 1 september 2022.
Voor de (meerjaren)begroting 2023-2026 lichten we de volgende uitgangspunten toe:
4.1.1.2 Loonontwikkeling
4.1.1.3 Renteontwikkeling
4.1.1.4 Ontwikkeling lokale lasten
4.1.1.5 Uitkering gemeentefonds
4.1.1.2 Loonontwikkeling
Het uitgangspunt in de perspectiefnota 2022 was om voor de loonontwikkeling 2023-2026 een percentage te hanteren van 3%. In afwijking hierop hanteren we voor 2023 een percentage van 5%. De overige jaren indexeren we met 3%.
4.1.1.3 Renteontwikkeling
In dit onderdeel staat meer over de ontwikkeling van de werkelijke rentepercentages van de geldleningen en over de rentepercentages die we gebruiken bij de doorbelasting van de rentelasten aan de investeringen.
- Kortlopende geldleningen o/g
Voor de financiering van de investeringen maken we zoveel mogelijk gebruik van de eigen financieringsmiddelen. Als deze ontoereikend zijn, is er sprake van een financieringstekort. Een tekort financieren we eerst met kortlopende geldleningen (tot aan de kasgeldlimiet) omdat kortgeld doorgaans goedkoper is dan langlopende financiering. Bij de berekening van de rentelasten voor kortlopende financiering gaan we uit van kortlopende geldleningen o/g van 1 jaar met een rente van 2,00 %. De verwachting is dat de rente in 2023 verder zal oplopen.
- Langlopende geldleningen o/g
Bij de berekening van de rentelasten voor langlopende financiering gaan we uit van lineaire langlopende geldleningen. De rente voor lang geld (25 jaar lineair) zit op dit moment rond de 2,92%. De verwachting is dat de rente in 2023 verder zal oplopen.
- Rentepercentage voor de doorbelasting van de rente aan de exploitatie riolering en afval
De financiering van de rioleringsinvesteringen en investeringen in het afval vindt zowel plaats met eigen financieringsmiddelen als met vreemd vermogen. Over het vreemd vermogen betalen we rente. De gehanteerde rente bij deze investeringen is 2,5%. In het nieuwe GRWP 2023-2027 is het gehanteerde percentage ook 2,5%.
- Rentepercentage voor de doorbelasting van de rente aan de grondexploitatie
De financiering van grondexploitaties vindt zowel plaats met eigen financieringsmiddelen als met vreemd vermogen. De commissie BBV heeft in de vorm van een stellige uitspraak aangegeven dat we voor de grondexploitaties het rentepercentage moeten relateren aan de verhouding “vreemd vermogen/totaal vermogen”. Een reden hiervoor is onder meer de VPB-plicht voor gemeenten. Hierdoor rekenen we aan de grondexploitatie een rentepercentage toe van afgerond 2,5%, meerjarig hanteren we hetzelfde percentage.
- Rentepercentage voor de doorbelasting van de rente aan de overige activa
Voor de financiering van de investeringen maken we gebruik van eigen financieringsmiddelen (eigen vermogen en voorzieningen) en van externe financieringsmiddelen (leningen bij een bank). Over de leningen bij een bank betalen we rente. Deze rente verantwoorden we in de begroting centraal in programma Bestuur en algemene ondersteuning. Vanuit daar belasten we de rentelasten na aftrek van de rentebaten door aan de inhoudelijke deelprogramma’s. Daar staan ook de afschrijvingslasten van de investeringen. Het rentepercentage (2,5%) dat we hanteren voor de doorbelasting van de rente aan de overige activa (exclusief riolering, afval en grondexploitaties) van de gemeente vloeit voort uit het renteschema van de BBV.
Renteschema | 2023 |
---|---|
a. De externe rentelasten over de korte en lange financiering | -1.787 |
b. De externe rentebaten | 42 |
Totaal door te rekenen externe rente | -1.745 |
c. Doorberekende rente aan de grondexploitatie (2,5%) | 398 |
d. Doorberekende rente projectfinanciering (2,5%) | 416 |
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | -931 |
e. De geraamde aan taakvelden toegerekende rente | 968 |
Renteresultaat op taakveld treasury | 37 |
1. Boekwaarde vaste activa | 38.706 |
2. Aan taakvelden toe te rekenen rente | 931 |
Toegestane omslagpercentage | 2,41% |
Toegepaste omslagpercentage | 2,50% |
3. Renteresultaat | 37 |
4. Totaal aan taakvelden toegerekende rente | 968 |
Afwijking mag niet > 25% bedragen | 3,82% |
4.1.1.4 Ontwikkeling lokale lasten
De belastingen, leges en overige inkomsten verhogen we in beginsel met 3%. Voor de retributies (riolering en afval) geldt dit niet. Hierbij is het vertrekpunt maximaal 100% kostendekking.
Voor de rioolrechten hanteren we het % dat is opgenomen in het nieuwe GRWP voor de planperiode 2023-2027. Dit nieuwe plan zal in de raad van december 2022 worden behandeld. Vooralsnog is de stijging voor de hele planperiode op 0% gesteld.
Voor de afvalstoffenheffing hebben we voor 2023 geen vaste index gehanteerd. Jaarlijks wordt mede op basis van de DVO van de DAR Nijmegen de begroting voor de totale afvalinzameling opgesteld. Op basis hiervan wordt het noodzakelijke tarief bepaald. Het meerjarenverloop kosten afvalinzameling is daarbij niet alleen afhankelijk van gehanteerde prijsindexen DVO, maar nog meer gebaseerd op het verloop van de diverse afvalstromen en prijsontwikkelingen in de markt voor deze stromen.
4.1.1.5 Uitkering gemeentefonds
De (meerjaren)begroting 2023-2026 is opgesteld op basis van de Meicirculaire 2022. Voor de maatstaven die ten grondslag liggen aan de berekening van de Algemene uitkering, (onderdeel uitkering gemeentefonds) zoals aantal inwoners en bijstandsgerechtigden, gebruiken we de gegevens uit het eigen bestand. De ontwikkeling van het BCF-plafond en herijking gemeentefonds is verwerkt in de berekening van de uitkering. Zie voor een uitgebreidere toelichting programma 7 Bestuur en algemene ondersteuning en bijlage 5.2 Algemene uitkering.